In het Gorter-model wordt een heel scala aan immunotherapieën gebruikt om de kankerpatiënten mee te behandelen. Hoewel koortstherapie en dendritische-celvaccinatie de voornaamste behandelvormen zijn, zijn er daarnaast nog verscheidene andere complementaire therapieën in opgenomen, afhankelijk van de individuele behoeften van de patiënt.

Het belangrijkste doel van deze vernieuwende therapieën is de immuunfunctie te herstellen en zo sterk mogelijk te maken. Het andere doel is kankercellen te doden zonder giftige stoffen te introduceren die een negatieve uitwerking kunnen hebben op de immuunfunctie en de levenskwaliteit van de patiënt.

Dendritic Cells Vaccine 2

Toen mijn behandeling in het Medical Center Cologne begon heeft dr. Gorter mijn toestand beoordeeld en stelde hij een twee weken durend vaccinatietraject met het virus van de ziekte van Newcastle voor. Voor we met de behandeling begonnen namen ze bloedmonsters bij me af. Het vaccin werd iedere dag toegediend, met uitzondering van een dag in het weekeinde. De eerste week werd het intraveneus toegediend. Daarna werd het toegediend via injecties en ook als een spray die ik kon inhaleren. We gingen om de dag naar Keulen en namen het vaccin mee naar huis voor de tweede dag, waarop het door een verpleegster in onze stad werd toegediend.

Eenmaal per maand kreeg ik de dendritische cellen. De eerste vaccinatie met dendritische cellen was acht dagen na een reeks van acht vaccinaties met het Newcastlevirus. Het virus gaf vrijwel geen bijwerkingen – ik werd een beetje rillerig en koortsig, maar de gevolgen waren niet zo groot als bij de celtherapie, waarbij ik al na een halfuur op bed moest gaan liggen. De behandeling sloeg aan en negen maanden later toonde een scan aan dat mijn leverkanker in remissie was en dat de longtumoren stabiel waren. Fysiek voelde ik me heel goed.

De artsen in Rotterdam waren zeer verbaasd, en ze merkten dat ik er nu goed genoeg aan toe was om een operatie te ondergaan om mijn longtumoren te laten verwijderen. Ze ontdekten dat de kankercellen in de eerste long volledig afgestorven (genecrotiseerd) waren. Op de röntgenfoto’s was niet te zien dat er ooit een tumor was geweest. We waren dolblij. In de tweede long waren er nog altijd actieve tumorcellen, hoewel een groot deel van de tumor eveneens was genecrotiseerd. Maar de snijvlakken om de geopereerde plek waren schoon, en de lymfeknopen eveneens – en er was geen actieve kanker meer in de andere long of in mijn lever.